Tip #3

Schrijf spreektaal. Schrijf niets dat je niet over je lippen krijgt.

Het klinkt contradictorisch, maar gebruik spreektaal in je teksten. Niet letterlijk natuurlijk. Als we praten, maken we immers voortdurend syntactische fouten. Het is niet de bedoeling dat je al die fouten zomaar overneemt.

Waarover gaat het dan wel? Spreektaal is eenvoudig. We praten in relatief eenvoudige zinnen. We gebruiken zelden oubollige of archaïsche woorden. Maar zodra we beginnen te schrijven, schakelen we om een of andere duistere reden over op formeler taalgebruik. Dat is nergens voor nodig.

Enkele voorbeelden van formeel en oubollig taalgebruik – ook wel stadhuistaal of ambtenarentaal genoemd: doch, alsmede, tevens, betreffende, aangaande, reeds, steeds… Dat soort woorden hoor je zelden iemand zeggen. (Tenzij in een interview voor radio of televisie. Ook dan schakelen velen spontaan over op formeel taalgebruik.) Een handige lijst met stadhuistaal en heldere alternatieven.

Een goede manier om te achterhalen of je tekst spreektaal gebruikt, is om hem hardop te lezen. Struikel je over woorden of zinnen? Blijf je ergens haperen? Kijk dan hoe je die passage eenvoudiger maakt. Misschien splits je die ene lange zin beter in twee of drie korte zinnen? Allicht vervang je dat stijfdeftige woord beter door een alledaags alternatief? Kortom, schrijf niets dat je niet over je lippen krijgt.

(Wil je graag aan de slag met je eigen teksten? Neem deel aan de workshop ‘Zo schrijf je aantrekkelijke en doeltreffende teksten‘ op 22 maart 2022.)